desert skull

Het was stil om hem heen. Hij was alleen met de hete zon brandend op zijn schouder. De wind die nauwelijks verkoeling bracht en het ademen nog moeilijker maakte. Het fijne rode zand onder zijn kapotte slippers zat niet alleen tussen zijn tenen, maar echt overal. Zijn lippen leken wel schuurpapier van het vele zand dat de wind met zich meedroeg. Een grote uitgestrekte kale vlakte waarin niets bewoog. Heuvels zand, de een na de ander.

Hoe lang hij hier al was was hij vergeten. Honger en dorst knaagden aan zijn verstand. Het wast begonnen toen hij haar zag. Zij had zijn rust verstoord, de dagen anders gemaakt en toen plotseling was hij verdwaald in dit kale landschap. Hij was een man van de zon en van de regen, van de wilde dieren, het bos en de natuur. Daar kon hij uren met zijn gedachten in verdwalen. Daar was hij thuis.

Hier was het vreemd, de rode gloed van het zand en de lucht die door de warmte spiegelend water leek te vormen in de verte. Eerst had hij er vol overtuiging nog achteraan gehold denkende dat in de verte zijn geluk te vinden was. Al snel was hij er achter gekomen dat het verraderlijke landschap met zijn zinnen speelde. Hij had het opgegeven, ondanks de dorst en het smachten naar water. Het zand bleef warm en onverbiddelijk.

Even speelde ze in zijn gedachten, ze had zijn leegte doorbroken. Niet dat zijn bestaan een saai bestaan was geweest, maar er miste iets. Wat dat was had hij pas ontdekt toen zij in zijn leven was gekomen. Ze had zijn drukke leven overhoop gegooid met haar dromen. Met de manier waarop ze de wereld door haar spiegel kon kleuren. De woorden uit haar mond betoverden zijn kale dagen en gaven deze de meeste wonderlijke wendingen.

Hij wist dat zij hem inspireerde tot het beste uit zichzelf te halen. Door in zijn leven plaats te maken voor de verwondering in plaats van het weten waarom en strakke planning. Ze had een goede invloed op hem, al vroeg hij zich wel eens af waarom ze zo makkelijk de dingen los kon laten.

Waar nu was ? Hij had geen idee. Hij probeerde zich het te herinneren, maar zijn gedachten waren net zo kaal als het landschap. Een ding stond als een paal boven water. Jammie, water! Hij miste haar. Hij miste haar hier en nu heel erg.

Zijn lichaam gaf aan dat hij genoeg gelopen had. Hij kon niet meer. Al zijn gedachten hadden hem op de been gehouden, maar nu was het klaar. Hij ging liggen op het warme zand, vertrouwd als in de armen van een moeder. De wereld werd stil om hem heen. Hij voelde niets meer . De wind niet, het zand niet, de dorst niet.

In de verte zag hij het zand glinsteren en weerspiegelen als water. Het leek dichterbij te komen. De lucht leek koeler, het zand minder hard in zijn gezicht, zijn lippen vochtiger. De spiegeling kwam steeds dichterbij. Een schaduw in de spiegeling viel hem op. Het leek wel: Nee dat kon niet. De schaduw kwam dichterbij en het rode zand verschoot van kleur. Het groene gras schoot voor de zwarte vlek uit. Vlakbij gekomen herkende hij het silhouet. Zij was het. Hij glimlachte.

Weken later vond ze zijn lichaam. De gieren hadden zijn ogen uitgepikt, zijn karkas opengereten. Veel huid en vlees zat er niet meer aan. Alleen een klein stukje hadden de gieren ongemoeid gelaten. Zijn lippen strak om zijn schedel vormden een grote grijns. Ze lachte ze mee en de wereld leek even zijn rode kleur te verliezen. Ze was gelukkig.