a tear in her dark face

Lang geleden, in een land hier niet zover hier vandaan leefde een vrouw die Traantje heette. Ze was een vrolijk mens en had altijd een wijs woord klaar of een teder gebaar als iemand het nodig had. Zelf echter vroeg ze zich altijd af, of het leven niet meer voor haar in petto had. Reikhalzend keek ze uit naar haar eigen avontuur.

In het dorp waar ze woonde gebeurde er niet zoveel, het leven bestond uit de dagelijkse dingen en bood haar niet veel uitdaging. Niet dat ze zich verveelde. Nee, in tegendeel. Ze had het erg goed naar haar zin. De vrouw had echter een groot geheim dat haar parten speelde. Iets dat ze niet met anderen kon delen, dat alleen van haar was.

Zo kwam het dat ze op een gegeven moment een ingeving kreeg. Ze besloot dat ze er op uit moest.
Ze trok haar beste schoenen aan, pakte een knapzak in en sloot de deur achter zich. Daar op de drempel tussen haar huis en de rest van de wereld besloot ze dat het goed was en begon te lopen

Ze had geen enkel idee waar ze aan begon, welke kant deze reis op zou gaan. Ze liep het dorp uit en aan het einde van het dorp kwam ze bij een kruising. Welke kant op ? De weg naar links kende ze en die kon ze op haar duimpen uittekenen. De weg naar rechts was volledig onbekend. Ze ging naar rechts. Zo liep ze en liep ze, kruising voor kruising, haar gevoel volgend.

Bij elke kruising die ze passeerde kwam ze verder van haar vertrouwde route. Ze wist dat ze tegen zichzelf aan zou lopen door gewoon haar hart te volgen. Bij elke stap werd de druk om het vertrouwde en veilige pad te kiezen groter. Binnen in haar welde een traan op. Een traan die ze altijd verscholen had gehouden maar die bij elke stap groter werd. Toch bleef ze lopen.

Uiteindelijk kwam ze aan bij een groot bos. De majestueuze bomen van het bos leken haar te verwelkomen. De lange takken leken haar te willen omarmen. Alsof ze zich naar haar uitstrekten en haar wilden omhelzen. Alsof ze zeiden: “ kom maar hier, hier ben je veilig.”. Ze besefte dat dit haar bos was. Hier was ze thuis ondanks de traan van binnen.

Ze liep verder het bos in tot de takken dichter werden en ze kreeg het gevoel midden in het bos te zijn beland. Veilig voor zichzelf, voor alles wat ze had achtergelaten toen ze eindelijk besloten had om achter te laten. Hier liet ze alles los. Voor haar verscheen een open plek.

Al haar stappen had haar naar dit punt geleid. Alle wegen die ze bewandeld had kwamen hier uit, op dit punt. Ze stond hier helemaal alleen. Nou ja, alleen ? Misschien was dat het nu juist, niet meer alleen. Ze had zichzelf verbaasd. Ze was gewoon gaan lopen en had in alle stilte haar hart gevolgd.

De tranen welden op in haar binnenste. Alle tranen die ze had opgespaard kwamen naar boven en in een grote snik trilde haar hele lichaam. Traan voor traan stroomde uit haar ogen en vormde een plas aan haar voeten. Snik na snik groeide de plas tot het een meer werd. Bij elke traan voelde ze een last van haar schouders vallen en het meer werd steeds groter. De tranen verdwenen uit haar lichaam en uit haar geest tot bijna alle tranen verdwenen waren, want niet alle tranen verdwijnen helemaal. Ze besefte ook dat de tranen haar gemaakt hadden tot wie ze was.

Ze keek naar het meer aan haar voeten en nam afscheid van de tranen. Haar tranenmeer lag aan haar voeten. Ze keek nog eens goed en zag wie ze was. Wie er verscholen ging achter de tranen. Haar reflectie liet zien wie ze was. Een prachtige, gelukkige en vrije vrouw. Wat er van de vrouw geworden is ? Dat weet niemand alleen zij. Het tranendal met het tranenmeer liggen nog altijd in het bos. Mensen komen er graag zwemen en komen er verkwikt weer uit en op sommige maanverlichte nachten zit een schrijver aan de rand van het meer en schrijft haar verhaal.